Duurzaamheid

“Met een CO2-afdruk van 14 ton CO2 per persoon, is België een van de vervuilendste volkeren van Europa!"

“There is no Planet B”, waarschuwde Frans President Emmanuel Macron het Amerikaanse Congres eerder dit jaar. Een ongemakkelijke waarheid. Voor onze planeet leven we vandaag, 23 november, al 114 dagen in het ecologisch rood. Met nog 38 dagen te gaan in 2018, zullen het er 152 zijn. 152!


World Overshoot Day - de dag waarop de mensheid wereldwijd net zoveel aardse grondstoffen, voedingswaren, energie en dergelijke heeft opgebruikt als wat de aarde in één jaar tijd terug kan opbrengen en aan geproduceerde afvalstoffen kan verwerken- viel dit jaar immers al op 1 augustus.


Snel gerekend hebben we dus de grondstofproductie en afvalverwerking van 2,4 planeten nodig om onze wereldwijde consumptie te blijven financieren. Overigens, met een CO2-afdruk van 14 ton CO2 per persoon, is België een van de vervuilendste volkeren van Europa!


De tweede krachtlijn doorheen de redes én mijn werk van de voorbije tien jaar is die van duurzaamheid, klimaat, hernieuwbare energie…

”De dag dat provincie Antwerpen evenveel hernieuwbare energie produceert als de vraag naar energie groot is en dus de ’energie-onafhankelijkheid’ kan uitroepen, is het wereldenergieprobleem definitief van de baan”, orakelde Dirk Fransaer, CEO van de Vlaamse Instelling voor Technologische Ontwikkeling (VITO) enkele jaren geleden op mijn bureau.


100% én genoeg groene stroom… Uitdagende en dus inspirerende woorden.


Ze laten me niet meer los. Ze steken wel erg schril af tegen de Vlaamse cijfers. In 2015 bleef de productie van groene stroom steken op 5%. Tegen 2020 ambieert Vlaanderen een aandeel van 10% hernieuwbare energie. Dat is één tiende van de droom van Fransaer die ik graag tot mijn ambitie maak. Voor de volledigheid: de Europese Unie trok haar doelstelling voor hernieuwbare energie ondertussen op naar 32% tegen 2030.


In de praktijk toont de Europese Unie zich gelukkig ambitieuzer. Dat blijkt o.m. uit haar inzet -samen met partners als VITO- op onderzoeken en projecten om bestaande woonwijken op een slimme en toekomstbestendige manier energieneutraal te maken.

In combinatie met de hernieuwbare duurzame energiemix, een optimale opslag en distributie van hernieuwbare energie brengen energieneutrale wijken en bedrijventerreinen, het behalen van voormelde ambitie dichterbij: Antwerpen, een energie-onafhankelijke provincie die geen energie verspilt én evenveel hernieuwbare energie produceert als de vraag naar energie groot is.

Wie het rapport las van het Intergovernmental Panel on Climat Change van 6 oktober jl. en de berichtgeving erover, kent de desastreuze gevolgen van de opwarming van de aarde met 1,5°C of meer boven de gemiddelde jaartemperatuur in pre-industriële tijd en geeft zich er rekenschap van dat voormelde ambitie bittere noodzaak is. Wie de ’beleidseisen‘ las, weet wat hem of haar te doen staat, tenzij hij of zij er vrede mee heeft dat nagenoeg de helft van Vlaanderen én van onze provincie onder de zeespiegel verdwijnt en zo verloren gaat voor onze kinderen en kleinkinderen.


Een klein, charmant land als Uruguay bewijst trouwens dat deze ambitie geen fata morgana hoeft te zijn.


Op zeer korte tijd slaagde Uruguay in een gigantische energie-omwenteling.

Anno 2018 draait het land voor bijna 100% op duurzame stroom, dankzij een mix van waterkrachtstroom, biomassa-, zonne-, en windenergie. Vooral windenergie is er uitgegroeid tot een stevige pijler van het energiebeleid.

Hoe slagen zij erin? Door een strategisch sterk, ambitieus en doorgedreven energie- en klimaatprogramma en een duurzaamheidsbeleid gedragen door alle politieke partijen.


De kernelementen van het Uruguayaanse succesverhaal zijn o.m. de publiek-private partnerschappen, langetermijncontracten, een Plan voor Nationale Energiezuinigheid en uiterst transparante regels en contracten die vele buitenlandse investeerders lokten. Uruguay maakte duidelijke keuzes en voert die consequent uit. Vragen of er voldoende energie zal zijn in de winter, rijzen er niet.


Kortom, duurzame energie groeide er uit tot een rendabele business, met heel wat lokaal verankerde jobs en dalende energieprijzen als aangenaam gevolg.

Duurzame energie groeide in Uruguay uit tot een rendabele business, met heel wat lokaal verankerde jobs en dalende energieprijzen als aangenaam gevolg.

Dit maakt mij gezond jaloers en strijdvaardig, dames en heren.

Stel het u even voor: een provincie Antwerpen zonder energieverspilling, waar het aanbod aan hernieuwbare energie de vraag naar energie dekt?

Voor mij is dit geen droom, maar een scherpe ambitie. Antwerpen kan en dus moet inderdaad een energie-onafhankelijke provincie willen worden. Ze moet minstens ook de Vlaamse provincie worden waar het grootste aandeel hernieuwbare energie geproduceerd wordt.

Een provincie waar geen energie verloren gaat of verspild wordt. Ik kan het niet genoeg herhalen!

Uiteraard, de Vlaamse en a fortiori de Antwerpse context is moeilijk te vergelijken met die van Uruguay: een land met zes keer de oppervlakte van België, waar niet eens een derde van onze bevolking woont.

Vlaanderen en Antwerpen in het bijzonder daarentegen, zijn bijzonder dichtbevolkt. De densiteit van het wegennet en energie-intensieve industrie zijn even immens als de open ruimte schaars is.

Het gevolg laat zich raden: windturbines realiseren in Vlaanderen, in provincie Antwerpen, is allesbehalve evident. De argwaan en tegenstand blijven erg groot én weerbarstig.


Ook in het raam van mijn coördinerende opdracht voor o.m. windenergie bezoek ik de steden en gemeenten van onze fantastische provincie geregeld. Burgemeesters weten dat ik graag inga op uitnodigingen om deel te nemen aan informatie- en veel liever nog participatieavonden over windenergie met de lokale gemeenschappen.


En ja, het vergt onwaarschijnlijk veel overleg, creativiteit en geduld om een windturbinedossier succesvol af te ronden. Trouwens, in mijn ogen moeten producenten hun windturbineprojecten ook echt verdienen. En dat veronderstelt volgehouden openheid en waarachtige participatie van bij het prille begin. Niet zelden leidt net die houding tot de beste, meest gedragen projecten.


Veel, zo niet alles, staat of valt met partners die overtuigd en dus overtuigend mee het voortouw nemen in windmolenprojecten.

“Het vergt onwaarschijnlijk veel overleg, creativiteit en geduld om een windturbinedossier succesvol af te ronden.”

Een gemeente- en provinciebestuur, een intercommunale, private partners…en last but not least de Vlaamse overheid.

Moeilijke evenwichtsoefeningen vergen immers veel visie en moed, met oprechte aandacht voor onzekerheid, twijfel en soms zelfs angst.

Het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie dat ongeveer 4 dagen na de alomvattende en doordachte studie van het IPCC verscheen, maakt het er ons bovendien niet makkelijker op: te veel omgevingsgeluid, o.m. geproduceerd door windturbines, kan uw gezondheid ernstig schaden. Lawaai leidt tot chronische ziekten en voortijdige overlijdens, klonk het omineus.


Gemeten over een hele dag zou het geluid van een windturbine de 45 decibels niet mogen overschrijden.

Met een maximum van 44 decibels overdag in woongebied en 39 decibels ’s nachts, voldoet Vlaanderen nu al aan deze geluidsnorm, maar het maakt er de begeleiding van windturbineprojecten alleszins niet eenvoudiger op.

Niettemin, volgens recente cijfers neemt onze provincie de tweede plaats in Vlaanderen in voor het aantal grootschalige onshore windturbines.

Met 129 windturbines, goed voor een aandeel van 26%, moeten we enkel Oost-Vlaanderen, met 150 turbines en een aandeel van 30%, laten voorgaan.


2017 was een ‘boerenjaar’ voor windenergie. In 2017 werden meer turbines gerealiseerd dan in 2015 en 2016 samen. In 2018 kunnen we die groei helaas niet evenaren. 2018 is allesbehalve een sterk windturbinejaar.

Die nieuwe dip beschouw ik -en hopelijk u ook- als een appél. Al is de ruimte schaars, al is het moeilijk om een draagvlak te generen en te behouden… windenergie blijft meer dan ooit onze volste aandacht en inzet vragen, krijgen want verdienen.

Dat betekent geduldig maar volhardend blijven werken op goede dossiers, tijd, mensen en emotionele intelligentie inzetten voor participatie en co-creatie; tijdig de zeilen bijstellen, correct maar creatief omgaan met geldende regelgeving; inspelen op wat er mogelijk is en op wat er leeft; kennis en knowhow integreren in de zoektocht naar oplossingen; luisteren naar mensen, oog en aandacht hebben voor legitieme bekommernissen; pionieren in nieuwe manieren om echte of vermeende onzekerheid en weerstand correct te weerleggen of te milderen. Bevoegde ministers overtuigen om niet te zwichten voor weinig onderbouwd lokaal verzet.

Hopelijk leidt dat ertoe dat u en ik nog vaak worden uitgenodigd om windparken in te huldigen, zodat we stap voor stap de hopelijk gedeelde ambitie waarmaken: net als Uruguay uitgroeien tot een regio met zo goed als 100% duurzame energie.


Waar wachten we op?

Als we alleen nog maar de officieel geformaliseerde doelstellingen hernieuwbare energie willen behalen én de open ruimte willen vrijwaren, moeten we blijven vechten voor -en niet tegen- iedere mogelijke windturbine langsheen lijninfrastructuur en in industriegebieden.

Wie kan tegen de klare woorden van minister-president Bourgeois zijn, en ik citeer: “Al die burgemeesters en actiecomités die zich ongefundeerd tegen windmolens verzetten, dat kan niet langer!”


Ook de verantwoordelijkheid van en voor uw bestuur is immens. U zou kunnen pleiten voor experimenteerruimtes in sommige ecologisch minder interessante productiebossen bijv. in de Noorderkempen. Zo niet dreigt de vogelvrijverklaring voor de laatste nagenoeg ‘echte’ open ruimte.


Andermaal: waar wachten we op? Onder meer ook op zon, op uitbundige zon, met tussendoor voldoende regen.


Zonne-energie boomt. “Dra breekt de dag aan dat zonne-energie zowat de goedkoopste vorm van energie wordt. En wat meer is, de prijs daalt verder”, aldus econoom Tim Harford in zijn meest recente boek Fifty things that made the modern economy.

Onze provincie en haar inwoners hebben daar gelukkig niet op gewacht. Mede dankzij de groepsaankopen, groeit het aantal PV-installaties bij Antwerpse particulieren sterk. In vier jaar tijd werden 7 438 PV-installaties, goed voor zo’n 139 174 panelen en een vermogen van 36 MW, geplaatst.

Met dank aan de bevolking en de steun van de provinciale energieconsulenten telt onze provincie in totaal zo’n 76 644 PV-installaties, of een vierde van de in totaal 330 907 PV-installaties in Vlaanderen. Meer is mogelijk als we samen afspreken dat we alle daarvoor geschikte daken binnen een zo kort mogelijke periode van de meest efficiënte zonnepanelen voorzien.

Lokale besturen én bedrijven moeten vanzelfsprekend het goede voorbeeld geven: een gunstig georiënteerd gebouw van een bestuur of bedrijf waarop geen zonnepanelen liggen, zou vanaf 2020 onbestaand moeten zijn.

“Lokale besturen én bedrijven moeten vanzelfsprekend het goede voorbeeld geven.”

Aan Vlaanderen doe ik de oproep om liever gisteren nog dan morgen de echte of vermeende obstakels weg te werken om daken en zonnepanelen en/of de opbrengst ervan te delen. Dat zal nodig zijn als we de ambitie van 12,6 miljoen zonnepanelen extra, die Vlaams minister Tommelein opnam in zijn energiepact, willen helpen realiseren.


En, als een ‘zonnepanelencompetitie’ kan helpen, stimuleren we die graag. Als elke gemeente voortaan het aantal PV-installaties in de gemeente registreert en publiek maakt, is de rekensom PV-installaties resp. vermogen aan zonne-energie per inwoner snel gemaakt. Provincies en Vlaanderen kunnen makkelijk hetzelfde doen.


Nog interessanter wordt het als dezelfde oefening even systematisch, robuust en vergelijkbaar wordt gemaakt voor windturbines, warmtenetten, laadpalen voor elektrische voertuigen, warmtepompen en warmteboilers.

Zonnepanelen liggen trouwens op meer dan op daken alleen. Veelbelovend is het even visionaire als om vele redenen uitdagende project van Sibelco. De zo goed als grootste kwartszandproducent ter wereld wil een drijvend zonnepanelenpark aanleggen op de waterplassen in Mol die ontstaan zodra de zandwinning is voltooid.


Het blijft fascinerend om dergelijke projecten met alle betrokkenen te faciliteren. Ook de vele initiatieven om PV-cellen te integreren in alle daarvoor geschikte, zelfs doorzichtige materialen en oppervlakten, zoals vensters, gevels, ja zelfs wegen en glasconstructies, ogen veelbelovend.

Antwerpen grossiert in warmte, of minstens in een immens warmtepotentieel.

Dames en heren,

Antwerpen grossiert in warmte, of minstens in een immens warmtepotentieel. In en om de haven wacht een schat aan nog onvoldoende benutte industriële restwarmte.

En al is niet elke boring meteen succesvol, de Kempen is gezegend met bronnen aan diepe geothermie. De ondiepe geothermie ligt verspreid over de hele provincie.


Rest- en aardwarmte niet benutten en/of ongebruikt verloren laten gaan, kunnen we ons niet langer veroorloven. Ik vind het zelfs onethisch.


In 2012, becijferde VITO dat de Antwerpse haven jaarlijks 1000 MW aan restwarmte- het equivalent van 100 geothermische boringen- verspilt. Maar de geesten rijpen, de projecten volgen.

Op de recuperatie en het gebruik van restwarmte ent zich nieuwe economische activiteit al zijn de veiligheidsrisico’s niet te onderschatten en de onzekerheden en de kosten navenant groot. Vlaanderen en de provincie helpen die kloof enigermate te dichten.
Al blijven betere randvoorwaarden noodzakelijk.

Bijzonder wijs is het beleid van steeds meer lokale besturen om vergunningen voor nieuwe bouw- en verbouwingsprojecten afhankelijk te maken van een onderzoek naar de koel- en verwarmingsmogelijkheden met een warmtenet.


Belangrijk is dat ze dat doen met de Europese Energie-Efficiëntie Richtlijn in het achterhoofd: de installatie van nieuwe stadsverwarmings- of koelingsinstallaties van meer dan 20 MW en/of de renovatie van bestaande, wordt best voorafgegaan door een grondige kosten-batenanalyse van mogelijke alternatieve locaties. De juiste toepassing van de Europese Richtlijn waarborgt immers dat de voordelen van in- en uitkoppelbare warmte langs vraag- en aanbodzijde op de meest efficiënte manier worden geïntegreerd in een heuse warmtecascade.


Ook uw bestuur trok en trekt overtuigend de warmtekaart. U wierf een provinciale warmtemakelaar aan en onder impuls van gedeputeerde Ludwig Caluwé steunde de provincie het geothermie-avontuur van VITO. Inmiddels versterkt de warmteambassadeur het warmtebeleid van onze provincie.

We innoveren verder via het DOEN-project (Duurzame Ontwikkeling voor Energie Neutraliteit) dat op 1 april startte in het raam van Interreg Vlaanderen-Nederland. Met haalbaarheidsonderzoeken detecteert en objectiveert VITO op actieve wijze het warmtepotentieel van en in een aantal gemeenten.


O.m. Agfa-Gevaert beschikt over bijzondere warmtetroeven. Dankzij restwarmte uit zijn bedrijfsprocessen kunnen de buurt in Mortsel, een kmo-zone in Edegem, de toekomstige wijken Zilverkwartier in Berchem en op termijn ook Nieuw Zuid genieten van de restwarmte van het bedrijf. Het warmtenet staat garant voor een CO2–reductie van 800 à 1200 ton, het equivalent van de uitstoot van 550 à 800 wagens.


Deze warmterevolutie werkt blijkbaar ook aanstekelijk voor andere initiatieven. Grondstofverwerkend bedrijf Imerys Carbon & Graphite uit Willebroek-Noord probeert zijn restwarmte maximaal ter beschikking te stellen van potentiële warmtevragers op de bedrijventerreinen en in de woonwijken van Puurs-Pullaar. Mogelijk schuilt er in dit project zelfs een kans om een koppeling van reststromen- via de glastuinbouw- te realiseren. Het oogt haast too good to be true, maar het kan lukken!

Warmteprojecten houden behalve een mentaliteitswijziging vooral ook heel veel kansen in. Belangwekkend is het ontstaan van nieuwe marktspelers en burgerinitiatieven die hun eigen energieproductie en -verbruik in eigen handen nemen.

Met al deze inzichten, projecten en initiatieven gaat onze nieuwe warmtemakelaar aan de slag. Zij bekijkt of en hoe ons eigen provinciepatrimonium nog beter kan bijdragen tot het behalen van de duurzaamheidsdoelstellingen.


Ook van de nieuwe Nota Ruimte die een duurzame, leefbare en kwaliteitsvolle ruimte als algemene ambitie nastreeft, verwacht ik veel. Zeker nu de deputatie begin oktober een onderzoek naar provinciale energielandschappen en de opmaak van een visie voor een provinciaal ruimtelijk energiebeleid in de markt zette.


De duurzaamste energie blijft de niet-verbruikte. Energie-efficiëntie en –besparing, blijven naast de decentrale, duurzame productie ervan even uitdrukkelijke provinciale energiedoelstellingen.

Behalve het vermijden of minstens het verminderen van uitstoot betekent duurzaamheid ook het opkrikken van het groene energieniveau door de natuurlijke omzetting van CO2 in zuurstof. Begrijp: ook voor onze energie- en duurzaamheidsindex blijven het halen, en liever nog het overtreffen van natuurdoelstellingen en boscompensatie cruciaal.


Maar niet alles lukt. Helaas. Dat ‘ZETA’, het zero-emission transport-project mislukte, steekt. Zeker na de verontrustende conclusie van de Wereldgezondheidsorganisatie dat Antwerpen bij de 50 grootste hotspots voor luchtvervuiling ter wereld hoort. Het zou trouwens relevant, maar allicht zeer confronterend zijn om de gegevens over de dramatische luchtkwaliteit te koppelen aan de incidentie van diverse kankers en acute resp. andere chronische ziekten in onze regio.


ZETA was een visionair idee van wijlen Rudi Thomaes, gewezen topman van het VBO en oud-voorzitter van BAM. Ook hij verloor recent de strijd tegen kanker.


Zijn doel: met mijn steun en engagement een ‘coalition of the willing’ smeden. Een coalitie van een zo groot mogelijke groep van industriële en logistieke bedrijven en sectoren, die zich vrijwillig engageren om hun uitstoot drastisch te verminderen door te opteren voor niet-fossiele of in afwachting van niet-fossiele minstens veel schonere brandstoffen. Tegelijk wilden ze zich engageren om de lawaaioverlast door transport substantieel te verminderen.

Als de grootste en belangrijkste spelers verregaande, zelfgekozen, objectief gemonitorde engagementen aangaan, dan zullen overheden zeker volgen, aldus de vaste overtuiging van Rudi Thomaes. Dan zullen overheden de randvoorwaarden creëren om schonere lucht en minder lawaai ook met regelgeving af te dwingen. Het heeft niet mogen zijn. Niettegenstaande de overtuigende wetenschappelijke conclusie dat het verkeer voor minstens 60% verantwoordelijk is voor de schabouwelijke luchtkwaliteit in onze regio.


Dat het anders kan bewijst gouverneur Edmund G. Brown van California: “Of we nu met de auto, de bus of de boot reizen, het is de hoogste tijd dat we overschakelen op zero-emissie transport”, verklaarde hij. Met wetgeving die inwoners van Californië beschermt tegen vervuilende wagens en forse emissiebeperkingen, voegde hij de daad bij het woord.


Inmiddels spraken ook de Europese Milieu –en Transportministers af om een ambitieuze omwenteling in te zetten naar duurzame mobiliteit die milieuvriendelijk want CO2 neutraal is, met meer middelen voor fiets- en voetgangersinfrastructuur.

Dankzij de hervorming van het ETS-systeem, worden externe kosten bovendien eindelijk meer geïnternaliseerd. Dat CO2-emissie driemaal duurder wordt, is alvast een goede zaak.

Hopelijk en allicht is het dan nog slechts een kwestie van enkele jaren tot er meer elektrische dan met fossiele brandstoffen aangedreven voertuigen op de markt komen. De kans blijft niettemin erg groot dat China die klus sneller klaart dan wij.


Overigens, doch dit geheel ter zijde, met de massale en disruptieve kanteling naar liefst gedeelde, elektrische voertuigen, kan ook het probleem van de opslag van energie uit intermittente bronnen zoals zon en wind deels worden opgelost.


En er is nog meer goed nieuws. Enkele grote spelers experimenteren ook met complexere, maar veelbelovende energiebronnen zoals waterstof.

De schone en stille waterstofboot Hydroville van CMB, grote kanshebber om de 2de Sustainability Award van het Havenbedrijf en VOKA te winnen, spreekt het meest tot de duurzame verbeelding. Temeer omdat deze waterstofboot als gamechanger kan bijdragen tot de noodzakelijke transitie naar een duurzame, schonere haven en een duurzame regio en provincie.

Waar ik even reikhalzend naar uitkijk, zijn intelligente tools om de reële effecten van alle nieuwe toepassingen te meten en dat in real time.

Instrumenten, scenario’s, modellen om de veronderstelde, theoretische impact van voorgenomen of genomen maatregelen te simuleren, bestaan en raken steeds meer ingeburgerd.

Nog relevanter zijn instrumenten om de reële impact en effecten op het vlak van CO2- en NO2-reductie, en andere emissies, in real time te kunnen aflezen en eventuele emissiebronnen binnen de kortst mogelijke termijn te kunnen detecteren. Een beter instrument van bewustmaking, prijszetting, sturing, evaluatie en bijsturing is moeilijk denkbaar. Dan rest bovendien geen enkel argument meer om alle externe kosten van vervuiling niet te internaliseren.


De professoren William Nordhaus en Paul Romer van Yale resp. NYU, wonnen er –godzijdank- de Nobelprijs economie mee.

Nordhaus voor zijn model dat een macro-economisch antwoord biedt op de klimaatproblematiek, vanuit de terechte verontwaardiging dat de negatieve gevolgen van uitstoot niet worden gedragen door de veroorzakers van de schade, maar door de wereldwijde samenleving als geheel.

Een CO2- of emissietaks die deze externe klimaat- en milieukosten internaliseert en dus juist toewijst, helpt dat probleem en daarmee ook de klimaatverstoring hopelijk de wereld uit. .

Schone en andere mobiliteit zijn m.i. een nog grotere ‘gamechanger’ dan meer mobiliteit door meer infrastructuur. Ze komen de algemene leefbaarheid en dus iedereen ten goede. Na het grootschalige ‘CurieuzeNeuzen-onderzoek’ van de Universiteit Antwerpen, VMM en De Standaard en het eerder genoemde rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie over de dramatische luchtvervuiling, is hopelijk heel Vlaanderen daarvan overtuigd. Idealiter sluiten beide: schonere resp. vlottere mobiliteit o.m. door meer capaciteit, elkaar niet uit.